De Brusselaars en het Stockholmsyndroom

Wee Brussel ! (1)

RTBF.be, 24 september 2013

Walen, weest meedogenloos voor de “octopus”, het “schrikgedrocht”, de “uitdijende stad”! Onverschrokken Walen, trekt ten strijde tegen de “hypertrofie” en de “buitenmaatse groei van Brussel”. 1 Deze woorden dateren uit 1963 en zijn dus precies vijftig jaar oud. Met een pen als een dolk laat François Perrin geen spaander heel van het toenmalige regeringsproject om de grenzen van de Brusselse agglomeratie een weinig te verleggen. Perrins analyse moet uiteraard worden gesitueerd in een tijdssfeer van nakende revolutie en ‘anti-imperialistische’ strijd. Ze getuigt echter ook van de diepgewortelde, gemeenschapsgebonden logica die aan de federale ‘reformating’ van België voorafging. Ze toont zonder omwegen dat er nooit – toen niet maar ook later niet – een volwaardig debat heeft plaatsgevonden over het statuut en de grenzen van Brussel, het derde Belgische gewest.

In het begin van de jaren zestig woedt een debat tussen de twee ‘taalgemeenschappen’ over de definitieve ligging van de… taalgrens 2. Die wordt vastgelegd in de wetten van 8 november 1962 en goedgekeurd door een meerderheid van Vlaamse en een minderheid van Franstalige parlementsleden 3. Volgens de Vlaamse logica vallen de grenzen tussen gewest en gemeenschap samen 4. De Franstaligen van hun kant zijn volledig in de ban van het Waalse regionalistische project, vanuit een klassenbewustzijn en het verlangen om weerstand te bieden tegen een Vlaanderen dat ze als dominant aanvoelen, maar ook – en daarin lijken ze op de Vlamingen – tegen de ‘franskiljons’, zoals de Brusselaars vaak worden genoemd.

Een jaar later, op 2 augustus 1963, keurt het parlement de wet goed die de grenzen van de Brusselse agglomeratie vastlegt. Volgens Arthur Gilson, toenmalig minister van Binnenlandse Zaken, heeft de wet “een drievoudig doel: het taalregime van de centrale administratie vastleggen; het regime van de Brussel-Hoofdstad bepalen; het probleem van de Brusselse Rand oplossen”. 5 “Het probleem van de Brusselse Rand oplossen”, is een eufemisme voor de nogal povere oplossing die wordt gevonden voor het probleem van de minderheden in de Brusselse rangemeenten. Het oorspronkelijke voorstel van Arthur Gilson bestond erin om de Brusselse agglomeratie met een twaalftal gemeenten te verruimen: de zes faciliteitengemeenten, drie Waalse gemeenten (La Hulpe, Waterloo en Braine-le-Château), maar ook twee 6 gemeenten van Vlaams-Brabant (Dilbeek en Strombeek-Bever).

Zeker, het waren de Vlamingen die protesteerden tegen Gilsons oorspronkelijke voorstel. Maar uiteindelijk waren het de Walen die hun veto stelden. Jules Descampe en Pierre Rouelle, burgemeesters van Waterloo en La Hulpe, verschansten zich achter hun wallen om het zogenaamde Vlaamse imperialisme een halt toe te roepen, terwijl ze echter de belangen van de Vlaamse minderheden in hun eigen gemeenten naast zich neerlegden. “In 1963 (…) hebben de Walen uit principe elke last geweigerd die uit taalfaciliteiten kon voortvloeien; ze wilden zich niet onderwerpen aan een dergelijke administratieve verplichting; ze wilden zich niet organiseren om de Vlaamse burgers in hun eigen taal te bedienen. Dat is in elk geval wat me ter ore kwam in Braine-le-Château, Waterloo en La Hulpe”. 7

De Waalse beweging dreef de zaak op de spits. Ze zagen in de invoering van tweetaligheid in Waterloo niets minder dan een vorm van “Vlaamse inmenging” 8 en van instandhouding van de macht van een welbepaalde klasse: enkel de Vlaamse burgerij en de franskiljons uit de bourgeoisie zouden voor tweetalig personeel kunnen zorgen. “Het Vlaamse volk had gelijk om de politieke, economische en culturele invloed van de kaste der franskiljons met wortel en al uit te rukken. De Walen zullen niet toelaten dat het land wordt bestuurd door een nieuwe aristocratie, van tweetaligen”. 9 Omdat de Brusselse franskiljons van hun kant niet in staat waren om het tweetalige statuut van Brussel hard te maken, sloten ze zich, bij gebrek aan een alternatief, bij het standpunt van de Waalse beweging aan.

Uit het voorgaande blijkt dat noch het project zelf noch de redenen om het te verwerpen, het resultaat zijn van een reëel debat over de leefbaarheid van het Brussels Gewest of over zijn grenzen.

De institutionele ontwikkelingen die volgen op de goedkeuring van de wet van 1963 liggen in dezelfde lijn. Naar aanleiding van de staatshervorming van 1970 worden de gewesten gecreëerd. Slechts twee van die gewesten zien effectief het licht op 8 augustus 1980, namelijk het Vlaams en het Waals Gewest. Het Brussels Gewest staat wel op de geboorteakte maar de eigenlijke bevalling wordt naar betere tijden verschoven. Pas op 12 januari 1989, d.i. negen jaar en een zoveelste staatshervorming later, worden Walen en Vlamingen het eens over de oprichting van het derde gewest, al is het een compromis: Brussel wordt een ‘gewestje’, aangezien het geen grondwettelijke autonomie krijgt en van zijn hinterland wordt gescheiden.

De gemeenschapsgebonden logica blijft tot op vandaag sterk aanwezig. In het noorden van het land blijft men Brussel zien als de hoofdstad van Vlaanderen en dus niet als een volwaardig, autonoom gewest. Aan Franstalige zijde blijven de vijf traditionele partijen – de ene al enthousiaster dan de andere – een onmogelijke, onrealiseerbare en provocerende Fédération Wallonie-Bruxelles promoten. Toch hoort men stilaan ook andere stemmen. Een aantal eminente Waalse regionalisten zijn voorstander van een reorganisatie van de Belgische staat op basis van vier gewesten, en kunnen zich vinden in een Brussels Gewest dat tot de 19 gemeenten beperkt blijft. 10

De Brusselaars en het Stockholmsyndroom (2)

RTBF.be, 25 september 2013

Brussel: een ongewenst gewest

Brussel is slechts een gewest geworden omdat het niet in Vlaanderen of Wallonië kon worden ondergebracht. Binnen dat perspectief moet ook de oprichting van de gemeenschappen worden gezien: zij bieden de twee grote gewesten een achterdeurtje om hun aanwezigheid in en hun controle over Brussel te behouden.

De tijd doet zijn werk en de beslissingen over de nieuwe staatsindeling blijven op de realiteit inwerken. Eerst wordt de Luchthaven Brussel-Nationaal van de stad gescheiden, waarna eind jaren zestig de Brusselse Ring grotendeels buiten het grondgebied van de Brusselse agglomeratie wordt aangelegd: in Vlaanderen (Westelijke Ring) en Wallonië (van Ittre tot Waterloo). Het zijn de eerste van een hele reeks zichtbare gevolgen van onze onzinnige staatsindeling. Een laatste mooi voorbeeld is de intentie van de gewestregering om een nieuw voetbalstadion te bouwen… in Vlaanderen, op enkele honderden meters van de grens met het Brussels Gewest.

Ook al wordt Brussel, amper een voorschoot groot, door een gewestgrens gescheiden van zijn luchthaven en ringweg, ook al ziet het gewest zijn rijkste inwoners vertrekken naar randgemeenten die volledig aan zijn greep ontsnappen, toch blijft men erbij: “Brussel is een schrikgedrocht”. Ook al is de kwestie van de grenzen van het Brussels Gewest nog nooit daadwerkelijk aangekaart (en beslecht), toch blijft men erbij: “Brussel is een octopus”. Ook al hebben steden (en dus geen gewesten) als Gent en Antwerpen respectievelijk 250.000 en 500.000 inwoners en strekken ze zich uit over een grondgebied van 156 en 204 km2, terwijl het stadsgewest Brussel zijn 1,2 miljoen inwoners moet huisvesten op een grondgebied van amper 161 km2, toch blijft men erbij: “Brussel lijdt aan hypertrofie”. Ook al bestrijken de vrije stadstaat Bremen (660.000 inwoners) en de stadstaat Hamburg (1,8 miljoen inwoners) een oppervlakte van respectievelijk 404 en 755 km2, toch blijft men erbij: “Brussel is te groot”. Ook al hebben Wenen (1,6 miljoen inwoners), stadstaat en hoofdstad van Oostenrijk, en Berlijn (3,5 miljoen inwoners), stadstaat en hoofdstad van Duitsland, een oppervlakte van respectievelijk 414 en 891 km2, toch blijft men erbij: “De Brusselse olievlek breidt zich uit”. Ook al ligt het gemiddelde inkomen van een inwoner van Sint-Joost 2,5 keer lager dan dat van een inwoner van Waterloo, toch blijft men erbij: Brussel is Brussel en Waterloo is elders. Ook al wordt 60% van de jobs in het Brussels Gewest ingevuld door personen die niet in Brussel wonen, ook al is in sommige Brusselse gemeenten één op twee jongeren werkloos, toch blijft men erbij: Brussel is Brussel, en elders is elders.

Veel Brusselaars hebben de staatkundige opsluiting die hen werd opgelegd, aanvaard. Ze zijn ervan overtuigd dat de Franstalige Brusselaars zich maar niet in de Brusselse Rand hadden moeten vestigen. Nochtans wonen velen er al generaties lang en beheersen ze de taal van Vondel wel degelijk, zonder die van Voltaire te verloochenen. Blijkbaar vergeten ze de economische drijfveren die velen naar Vlaams- en Waals-Brabant deden verhuizen. En beseffen ze onvoldoende hoe moeilijk een stedelijke structuur in een politiek keurslijf kan worden gedwongen. Kortom, de Brusselaars hebben zich de Vlaams-Waalse ‘doctrine’ eigengemaakt, door de taalgrens als enige en unieke grens te beschouwen en zich tevreden te stellen met het statuut van ‘gewestje’ dat de Walen en de Brusselaars, elk vanuit hun eigen logica, aan Brussel hebben gegeven.

Ook al lijden de Brusselaars aan het Stockholmsyndroom, ze zijn niet de enige slachtoffers van de situatie. Hun gijzelnemers – Vlaanderen en Wallonië – nestelen zich in het comfort van de verdringing. Ze weigeren de dynamiek te erkennen die aan de creatie van de twee grote gewesten is voorafgegaan, en zien bijgevolg niet in welke mate ze het Brussels Gewest in een keurslijf hebben gedwongen, verblind als ze zijn door hun oude zienswijzen: voor hen is Brussel nog altijd het hoopje imperialistische en zelfvoldane franskiljons van weleer, ook al ziet de situatie van hun nazaten er helemaal anders uit. Ze zijn alles kwijt, of toch bijna alles. Electrabel viel in Franse handen toen GDF-Suez zijn slag thuishaalde, Côte d’Or is een Zwitsers bedrijf geworden, de Banque Bruxelles-Lambert (BBL) zocht lang geleden al Bataafse oorden op, Albert Frère verliet het grondgebied, Union minière is naar Australië uitgeweken, Petrofina huist in Frankrijk en, last but not least, de Generale Bank, dat “overblijfsel uit een feodaal regime” 11 ging na vele omzwervingen de dieperik in, tot het in extremis door BNP-Paribas werd ‘opgevist’. Geen wonder dat vele erfgenamen van deze teloorgegane imperia het multiculturele Brussel zijn ontvlucht om zich terug te trekken in een behaaglijk onderonsje van groene, rijke gemeenten in de Rand: Wezembeek-Oppem, Sint-Genesius-Rode, Linkebeek, Tervuren, Waterloo, Braine-l’Alleud, La Hulpe, Rixensart, Lasne 12, om er maar enkele te noemen.

Van het blazoen van de oude (of iets minder oude) Brusselse franskiljonse kaste blijft amper iets over. Of het moet die enkele schimmige krant zijn, uitgegeven door een officieel orgaan van een politieke partij met rijkelijke dotaties, ingelijfd bij het Noorden of het Zuiden van het land… een schatrijke en overbezette politieke en parapolitieke klasse 13, aangevuld met ander moois. Het door de Vlaamse en Waalse beweging gehoonde Brussel bestaat niet meer.

Een nieuwe stad is geboren. Ze wordt gekenmerkt door een versnipperd bestuur, grote sociale verschillen en een explosie aan culturen. Het multiculturele Brussel met zijn vele oosterse, mediterrane, Midden-Europese, Aziatische, Latijns-Amerikaanse, Afrikaanse, Kaukasische… geuren, wordt in zijn centrale gemeenten met een grote economische armoede geconfronteerd. Het Europese Brussel ligt weggedoken tussen stedelijke snelwegen, terwijl het comfortabele Brussel beperkt blijft tot Ukkel, Sint-Pieters-Woluwe of Watermaal-Bosvoorde. En dan zijn er nog die vele andere gezichten van Brussel, zoals ze te zien zijn in Vilvoorde, Braine-l’Alleud, Halle of Waterloo. Het bonte Brusselse patchwork, dat door de geografen de ‘morfologische stad’ wordt genoemd, is in feite één “amper onderbroken bebouwde zone” 14 die 30 à 40 gemeenten omvat 15.

Het nieuwe Brussel (3)

RTBF.be, 26 september 2013

De politieke pertinentie – en legitimiteit – van het debat rond het statuut en de grenzen van het Brussels Gewest wordt stilaan erkend. Zo acht geograaf Christian Kesteloot een territoriale organisatie op basis van de volledige metropolitaanse regio geheel verdedigbaar. Bovendien zou een verruiming van Brussel ertoe leiden dat de rijke Rand bijdraagt tot de lasten van de consumptie van de gemeenschap. 16

Het Nimby-syndroom

Dat we het multiculturele Brussel wel graag zien, maar net zoals windmolens liever ‘van ver en niet in onze achtertuin’, biedt een gedeeltelijke verklaring voor de huidige stilstand. Het is nauwelijks overdreven te stellen dat het sociale en culturele Nimby-syndroom gevoed wordt door de Brusselse versnippering in wat men ‘bantoestans’ zou kunnen noemen. Volgens Christian Kesteloot is één van onze grootste hinderpalen, die ons veel meer zal dwarsliggen dan de taalkwestie, en die meer inspanningen, geduld en creativiteit zal vergen, de diep verankerde antistedelijke mentaliteit van een groot deel van de bevolking van de Brusselse Rand en zijn politieke vertegenwoordigers. 17

Tot zover de criteria van het morfologische Brussel, die in hoge mate politiek getint zijn aangezien ze de Brusselse polis bepalen (continuïteit van de bebouwing, bevolkingsdichtheid, inkomende en uitgaande migratiestromen) 18. Daarbij moet nog een reeks andere criteria worden gevoegd, die niet minder politiek van aard zijn: het politieke milieu (de invloed van Vlaanderen en Wallonië), de ‘culturele’ structuur van de bevolking van de gemeenten die in het Brussels Gewest worden opgenomen, en tot slot de fysieke context en het milieu.

Het kind van de rekening

Het lijkt vooralsnog een hachelijke onderneming om het morfologische Brussel, zoals het door de geografen wordt gedefinieerd, in politieke en institutionele termen te vertalen. Toch wagen sommigen zich aan een eerste aanzet. Volgens Vlaams minister Pascal Smet “zou de verruiming moeten starten met de gemeenten Waterloo en Lasne, daar waar de rijken wonen. Het is een kwestie van sociaal-economische solidariteit. Als we daarna een percent Vlaams grondgebied moeten afstaan, zal dat niet het einde van de wereld zijn” 19. Fair enough. Niet zozeer omdat we staan te springen om soldaat Onkelinx aan boord te hijsen, maar vooral omdat een verruiming van Brussel rekening moet houden met het Vlaamse uitgangspunt dat het onrechtvaardig zou zijn als opnieuw enkel Vlaanderen de rekening gepresenteerd zou krijgen.

Anders gezegd, het komt erop aan om op het vlak van de ‘transfers’ naar het Brussels Gewest een evenwicht te bereiken tussen Vlaamse en Waalse gemeenten en tussen de Nederlandstalige en Franstalige bewoners van die gemeenten.

Het syndroom van de olievlek

De kwestie van de expansie van de Franstalige aanwezigheid in de (vandaag Vlaamse) Rand, de zogenaamde ‘olievlek’ die nog steeds zoveel Vlaamse politici in de ban houdt, moet met enige kritische afstand worden bekeken. In hoeverre is het een reëel fenomeen of een hersenschim? Op welke logica is het gegrond? Wat is de aard en de omvang van het fenomeen vandaag? Hoe kan men het indijken, zonder daarom over te gaan tot weinig (of zelfs anti-) democratische maatregelen?

Het fenomeen is in de eerste plaats het resultaat van de stedelijke expansielogica die in alle Belgische en Europese steden terug te vinden is. Daarnaast kende Brussel ten gevolge van de vastlegging van de taalgrens en de start van het federaliseringsproces een toestroom van Franstaligen uit Vlaanderen. Zo koos een deel van de Franstaligen die uit de Université catholique de Louvain waren geband, voor het Brussels Gewest in plaats van Louvain-la-Neuve. Een studie van de VUB 20 onderstreept dat de aard van het fenomeen in de loop van het laatste decennium grondig is gewijzigd. De olievlek is vandaag niet langer uitsluitend Franstalig maar veeleer internationaal van aard. Volgens een studie van de Vlaamse regering spreekt men in de Brusselse Rand “Nederlands in 37% van de gezinnen waar een kind gebruik heeft gemaakt van de dienstverlening van Kind en Gezin, (…). Een derde (33%) van de gezinnen spreekt Frans en de overige 30% spreekt een andere taal”. In de Rand “woonden op 1 januari 2011 108.000 vreemdelingen, afkomstig uit 114 verschillende landen, d.i. 27% van de bevolking”. 21

Een nieuwe gordel

De VUB-studie is niet de enige die aangeeft dat een fenomeen dat men in het Brussels Gewest waarneemt 22, ook zeer sterk in de Rand aanwezig is 23, met name de taalkundige diversificatie van de bevolking. Zelfs de uiterst Vlaamse minister van Binnenlandse Zaken van de Vlaamse regering, Geert Bourgeois, “schrijft die ontwikkeling toe aan de nabijheid van Brussel, waar (volgens hem) 61,6% van de bevolking van buitenlandse afkomst is 24. Welke maatregelen de Vlaamse regering ook treft, niets lijkt die tendens te kunnen doen keren. Wel in het tegendeel: studies voorspellen dat, wanneer het GEN operationeel zal zijn, de migratiestromen uit het Brussels Gewest naar de (zowel Vlaamse als Waalse) Rand nog intenser zullen worden.

Niet alleen vanuit sociaal-economisch oogpunt zou men het Brussels Gewest moeten laten samenvallen met zijn metropolitaanse grondgebied. Ook het realiteitsprincipe zou Vlaanderen en Wallonië ertoe moeten aanzetten om het uitgesproken ‘Brusselse’ karakter van de bevolkingsstructuur in de Rand te erkennen.

Dieptestrategie

Vanuit een dergelijk nieuw vertrekpunt is het mogelijk een duurzame en weloverdachte oplossing uit te werken voor de kwestie van de (Franstalige en internationale) olievlek. Die oplossing zou uit de drie volgende elementen kunnen bestaan.

Ten eerste zouden er in het verruimde Brussels Gewest drie taalzones worden ingevoerd: een tweetalige zone (de 19 gemeenten), een Nederlandstalige zone (de gemeenten die vroeger in Vlaams-Brabant lagen) en een Franstalige zone (de gemeenten die vroeger in Waals-Brabant lagen). In de lijn van het voorstel dat door Alain Maskens werd uitgewerkt 25, zou men de gewestgrenzen wijzigen zonder aan de taalgrens te raken.

Ten tweede zou er op het hele Brusselse grondgebied tweetalig onderwijs worden ingevoerd. Idealiter zou dat onderwijs zelfs drietalig zijn: Brussel is niet voor niets de hoofdstad van de Europese Unie.

Tot slot zou er rond het verruimde Brussels Gewest een rurale zone worden gevrijwaard, waar elke vorm van nieuwbouw verboden zou zijn: Huldenbergplateau, plateau van Baudémont, Pajottenland… Die groene gordel zou veel zichtbaarder zijn dan zijn (fictieve) voorganger: de grens zou concreet gestalte krijgen door de aanleg van een beukendreef – een boomsoort die symbool staat voor Brussel – die zich als een aangename wandelweg rond het Brussels Gewest zou slingeren.

Een bundeling van die drie maatregelen staat garant voor de dieptestrategie die nodig is om de uitdijing van de verstedelijking tegen te gaan en een sereen klimaat te scheppen tussen de Nederlandstalige en Franstalige ‘werelden’. Tegelijk worden de natuurlijke rijkdommen en de landbouwgronden van onze streek beschermd. 26

In een België waar al 70% van de bevoegdheden naar de gewesten (en de gemeenschappen) zijn overgeheveld en waar de begroting van het Vlaams Gewest dat van de federale staat overschrijdt, kan het Brussels Gewest niet blijven aanmodderen door systematisch bij de andere gewesten om een ‘herfinanciering’ te bedelen. De op te vullen Brusselse tekorten resulteren immers uit het feit dat de Vlamingen en de Walen die in Brussel komen werken, belastingen betalen in de gemeente waar ze gehuisvest zijn. Het Brussels Gewest moet dringend, in navolging van Wenen en Berlijn, tot een gewest-hoofdstad worden omgevormd, ook al zal het de hoofdstad van een sterk gedecentraliseerd België zijn. Brussel moet als gewest de hoofdstad worden van de Europese Unie, die de komende jaren een veertigtal lidstaten zal bundelen en die – behalve als het continent voor regressie kiest – nieuwe en belangrijke bevoegdheden zal uitoefenen op het vlak van buitenlands beleid, veiligheid, defensie, energie…

Vertaling : Veerle Lindemans

 

Email to someoneShare on Facebook0Google+0Share on LinkedIn0Tweet about this on Twitter0share on Tumblr

Notes:

  1. “A propos des projets linguistiques du gouvernement”, François Perrin, Combat, 13 juni 1963.
  2. In feite ging het om een herformulering van de wet van 1921, die ervoor zorgde dat men het taalstatuut van een gemeente niet langer kon wijzigen in het geval van een gewijzigde verhouding tussen Nederlands- en Franstaligen.
  3. De zogenaamde ‘alarmbelprocedure’ bestond nog niet. Die procedure “is bedoeld om te beletten dat één taalgroep, Franstaligen of Vlamingen, eenzijdig een voorstel of ontwerp van wet zou doordrukken. De taalgroep die zich benadeeld voelt, kan door de alarmbelprocedure de wetgevingsprocedure opschorten”. Wikipedia
  4. In 1980 gaat Vlaanderen over tot de fusie van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest, waardoor de volledige politieke en institutionele ontwikkeling van Vlaanderen sindsdien bij de Vlaamse Gemeenschap berust, terwijl er zich aan Franstalige zijde een Franse Gemeenschap en een Waals Gewest (en later ook een Brussels Gewest) ontwikkelen.
  5. “En 1962-63, les Flamands ne parlaient pas de facilités temporaires”, interview met Arthur Gilson door Martine Dubuisson, Le Soir, 8 april 1998
  6. Sommige bronnen hebben het over drie of vijf Vlaams-Brabantse gemeenten; het gaat uiteraard om gemeenten van voor de fusie.
  7. Verklaring van Arthur Gilson in “Letter to Mrs Nabholz-Haidegger” (Raad van Europa), Halle-Vilvoorde Komitee, 8 februari 2002 (onze vertaling).
  8. François Perrin, op. cit.
  9. “Le bilinguisme des fonctionnaires, un projet asocial”, R.M., Combat, 13 juni 1963.
  10. zie onder meer: Jacques Brassinne de la Buissière, Philippe Destatte, “Un fédéralisme raisonnable et efficace pour un Etat équilibré”, Institut Destrée, 2007.
  11. Carlo De Benedetti, La Libre, 26 januari 2013
  12. Gemiddeld inkomen per inwoner in de Brabantse randgemeenten: Braine-l’Alleud: 119; La Hulpe: 121; Lasne: 138;  Rixensart: 122; Waterloo: 119. In het Brussels Gewest: Sint-Joost: 51; Molenbeek: 63; Sint-Gillis: 68; Ukkel: 109; Sint-Pieters-Woluwe: 111. Welvaartsindex 2009
  13. De sector van de Brusselse (en ook Belgische) intercommunales en andere parastatalen is zo ondoorzichtig dat blijkbaar niemand de moed heeft er onderzoek naar te doen, zelfs niet het gespecialiseerde Crisp.
  14. Welzijns- en gezondheidsatlas van Brussel-Hoofdstad 2006, Observatorium voor Gezondheid en Welzijn.
  15. Caroline Dembour, “Quelles frontières pour l’agglomération bruxelloise”, Cerec, Facultés universitaires Saint-Louis, 2004. De auteur vergelijkt haar onderzoeksresultaten met die van Van der Haegen H., Van Hecke E., Juchtmans G. (1996), die van Thomas I., Tulkens H., Berquin P. (1999) en die van Vandermotten C., Vermoesen F, de Lannoy W., De Corte, S. (1999).
  16. Christian Kesteloot, “De sociaal-ruimtelijke fragmentaties van Brussel en stedelijke ‘governance’”, in “Waarheen met Brussel?”, VUB Press, Brussel, 2013.
  17. Christian Kesteloot, op. cit.
  18. Caroline Dembour, op. cit.
  19. Pascal Smet, “Il faut commencer l’élargissement de Bruxelles avec Waterloo et Lasne “, RTL.be, 28 januari 2009, onze vertaling.
  20. Jan Degadt, Machteld De Metsenaere, Mieke De Vlieger, Rudi Janssens, Ann Mares, Caroline Van Wynsberghe, “De internationalisering van de Vlaamse rand rond Brussel”, “L’internationalisation de la périphérie flamande autour de Bruxelles”, Uitgeverij ASP, 2012.
  21. “Le néerlandais continue d’être en recul en périphérie bruxelloise”, RTBF.be, 26 april 2012.
  22. Rudi Janssens, “Meertaligheid als cement van de stedelijk samenleving”, “Le plurilinguisme comme ciment d’un vivre-ensemble urbain”, VUB Press, 2013.
  23. We betreuren dat er geen gelijkaardige studies bestaan over de randgemeenten in Waals-Brabant.
  24. RTBF.be, op. cit.
  25. Alain Maskens, “Brussels: fair regional borders versus linguistic borders”, in The linguistic territoriality principle: right violation or parity of esteem?, Re-Bel e-book II, oktober 2011.
  26. “Tegen 2030 (…) zullen de noden van de wereldbevolking inzake energie, water en landbouwgrond waarschijnlijk gestegen zijn met respectievelijk 33 %, 27 % en 41 %”. In “La transition énergétique est une nécessité”, Laurence Tubiana, Le Monde, 22 juni 2013.

Laisser un commentaire

Votre adresse de messagerie ne sera pas publiée. Les champs obligatoires sont indiqués avec *